Welk begrip kun je gebruiken voor de welvaartskloof tussen stad en platteland?

Welk begrip kun je gebruiken voor de welvaartskloof tussen stad en platteland?

Een groot verschil in welvaart tussen arm en rijk. Dat kan zijn binnen een land c.q. economie, maar ook een kloof tussen stad en platteland, tussen regio’s, landen of werelddelen. Engels: wealth gap.

Hoe is het verschil tussen arm en rijk ontstaan?

Het antwoord van de onderzoekers: varkens, paarden en runderen. In Eurazië werden die gedomesticeerd en gebruikt om landbouwgrond te ploegen en te bemesten, waardoor de grondopbrengst steeg. Omdat vooral rijken zich zo’n upgrade konden veroorloven, werden die nog rijker, terwijl de armen arm bleven.

Wat is Voedsellandbouw?

Daardoor is ook de voedsellandbouw geglobaliseerd: er wordt mondiaal gehandeld en geïnvesteerd in voedsel. Boeren concurreren wereldwijd met elkaar wat kan leiden tot betere en goedkopere producten. Voedselprijzen op de wereldmarkt fluctueren onder invloed van vraag en aanbod.

Wat is het verschil tussen arm en rijk?

Maar de kloof tussen rijk en arm wordt ook in Nederland steeds groter. Wanneer we bedenken dat 10% van de bevolking méér dan 61% van alle vermogen in handen heeft dan spreken we over een elite groep die geen financiële problemen kent. De onderste 60% van de bevolking bezit echter maar 1% van het totale vermogen.

Wat is beroepsbevolking aardrijkskunde?

Beroepsbevolking: dat deel van de bevolking dat tegen betaling een beroep uitoeftent plus de werklozen. Bevolkingsdichtheid: gemiddeld aantal inwoners per km².

Wat is het verband tussen welvaart en de beroepsbevolking?

Op economisch gebied is er een verband tussen koopkrachtpariteit en de verdeling van de beroepsbevolking. In het algemeen geldt: hoe armer de bevolking, hoe meer mensen in de landbouw werken. We zien dat de beroepsbevolking in de semiperiferie doorschuift van de primaire naar de secundaire en tertiaire sector.

Wat is het verband tussen arbeidsverdeling en welvaart?

Welvaart à verdeling van beroepsbevolking: naarmate het economische ontwikkelingspeil van een land hoger is, werkt een kleiner deel van de beroepsbevolking in de landbouw en een groter deel in de formele dienstensector.