Inhoudsopgave
Wat houdt leraarschap in?
Een leraar, ook wel onderwijzer, docent of leerkracht genoemd, is verantwoordelijk voor het overdragen van kennis aan leerlingen of studenten. Het begrip ‘ leraar’ omvat leerkrachten op alle niveaus: het basisonderwijs, de middelbare school, het middelbaar beroepsonderwijs en het hoger onderwijs.
Wat doet een intern begeleider?
De intern begeleider is verantwoordelijk voor de leerlingenzorg en heeft coördinerende en begeleidende taken. Hij/zij helpt leerkrachten en ouders met hulpvragen over kinderen. Hij/zij voert ook gesprekken met ouders en leerkracht over het kind.
Wat is een L11 leerkracht?
De leraar L11 houdt zich naast de taken van de leraar L10 ook bezig met beleidsvorming. De leraar L11 kan bijvoorbeeld projectleider zijn bij onderwijsvernieuwing, zich bezighouden met visievorming en onderwijsontwikkeling of specialist zijn op een bepaald vakgebied.
Wat is L10 L11 en L12?
Leraren in het primair onderwijs kunnen worden aangesteld als leraar L10, leraar L11 of leraar L12, de voormalige LA-, LB- en LC-functie. Deze functies zijn opgenomen in de cao PO. Tot 1 september 2018 ging het om LA-, LB- en LC-leraren. Het onderscheid tussen de functies zit in de taken en verantwoordelijkheden.
Wat verdient een leraar op het HBO?
In het hbo zit bijna 80 procent van de docenten in schaal 11 of 12, met een salaris tussen de 3.561 en 5.564 euro. Toch zit een aanzienlijk aantal hbo-docenten (9 procent) in schaal 10. Het plafond van die schaal is 4.192 euro. Dat salaris is dus vergelijkbaar met dat van een leerkracht in het basisonderwijs.
Wat verdient een leraar voortgezet onderwijs netto?
Een leraar in het voortgezet onderwijs verdient tussen € 3.260 en € 6.710 per maand. Dat is inclusief onder andere vakantiegeld en een eindejaarsuitkering. Dat staat in de cao voortgezet onderwijs (cao vo).
Wat vinden leerlingen een goede docent?
Uit onderzoek (van Gennip) gepubliceerd onder de titel “Wat is de ideale leraar?” vonden de leerlingen dat goede leraren:
- ervoor zorgen dat leerlingen hun werk maken.
- de klas onder controle hebben.
- bereid zijn om leerlingen die hulp nodig hebben te helpen.
- goed kunnen uitleggen.