Waar in de cel vindt glycosylering plaats?
Glycosylering is in de moleculaire biologie een enzymatisch proces waarbij suikergroepen gekoppeld worden aan een eiwit. Het is een algemeen voorkomende posttranslationele modificatie in het endoplasmatisch reticulum (ER).
Welke aminozuren kunnen Geglycosyleerd worden?
De meeste extracellulaire eiwitten en membraaneiwitten van hogere eukaryoten (dus ook die van ons) zijn geglycosyleerd.
Wat is een CDG bestand?
Glycosyleringsziekten, vaak aangeduid met CDG (Congenital Disorders of Glycosylation), worden veroorzaakt door een genetisch defect dat leidt tot verstoring van de glycosylering. Glycosylering is het proces waarbij verschillende soorten suikers aan eiwitten of vetten gekoppeld worden.
Waarom glycosylering?
Glycanen kunnen de functie van een eiwit beïnvloeden zodat het bijvoorbeeld beter kan worden opgenomen door andere cellen of herkent wordt door een receptor. Onderzoek heeft aangetoond dat de glycosylering bij veel ziektes veranderd waardoor de interactie en communicatie tussen cellen wordt verstoord.
Welk Eukaryotisch cel organel bevat geen DNA?
Welke eukaryotische cel-organel bevat geen DNA? Het endoplasmatisch reticulum bevat geen DNA, de celkern, mitochondrion en chloroplasten wel.
Welke aminozuren Fosforyleren?
Fosforylering van een eiwit is het plaatsen van een fosfaatgroep op een van de reactieve hydroxylgroepen (OH) van de samenstellende aminozuren (tyrosine, threonine en serine) van dat eiwit.
Wat is Ubiquitinering?
Ubiquitine is het best bekend als een label dat eiwitten markeert voor degradatie. De bevestiging van een staart van meerder ubiquitines aan een eiwit zorgt voor herkenning van dit eiwit door het eiwit-afbraak-complex dat proteasoom wordt genoemd.
Wat betekent Glycoprotein?
Een complexe organische verbinding waarin een suiker verbonden is met een eiwit.
Waar ligt de celmembraan?
Een celmembraan bestaat uit fosfolipiden en eiwitten. Fosfolipiden zijn vetachtige stoffen met een fosfaatgroep eraan. Koolstofdioxide, zuurstof en vetachtige stoffen kunnen gemakkelijk door het membraan heen de cel in of uit. Andere stoffen die niet in vet op kunnen lossen, kunnen niet vanzelf door het membraan heen.