Inhoudsopgave
Hoe worden pathogene micro-organisme overgedragen?
Zoals alle pathogene micro-organismen, kunnen virussen de geschikte gastheercel via allerlei routes bereiken: inhalatie, ingestie, seksueel contact, directe inoculatie in het weefsel (via trauma, insectenbeten e.d.), huidcontact, maar ook via de placenta naar de foetus.
Welke leefomstandigheden maken het voor de bacteriën en schimmels ongunstig noem er vier?
Een temperatuur tussen 10 °C en 40 °C. Onder het vriespunt delen ze zich niet meer, maar blijven ze wel in leven als in een soort winterslaap. Bij temperaturen hoger dan 75 °C, bijvoorbeeld tijdens het koken, gaan bacteriën dood. Voedingsstoffen als eiwitten en koolhydraten in de buurt.
Is een virus een micro-organisme?
Er bestaan verschillende soorten micro-organismen, namelijk bacteriën, gisten en schimmels. Virussen en eencellige parasieten horen officieel niet tot de micro-organismen omdat ze zich niet zelfstandig kunnen delen, maar kunnen net als micro-organismen ziekmakend zijn.
Wat betekent pathogene micro-organismen?
Een pathogeen is een biologische ziekteverwekker. Ze kunnen verscheidene ziektes veroorzaken en zijn in te delen in vier soorten: bacteriën, virussen, schimmels en parasieten. Bij een snotneus, zere keel of een griepje heb je last van pathogenen. Een pathogeen is een biologische ziekteverwekker.
Welke andere organismen kunnen ook door schimmels worden aangetast?
Ziektes bij mens, dier en plant Ook levende organismen worden kunnen door schimmels worden bedreigd. Met name planten hebben vaak last van schimmels.
Wat is een infectieziekte?
Infectieziekten zijn ziekten die worden veroorzaakt door bacteriën, virussen, schimmels of parasieten. Dit worden ook wel micro-organismen genoemd. Er zijn veel onschuldige infectieziekten waar je niet erg ziek van wordt en die vanzelf weer over gaan. Andere infectieziekten kunnen wel gevaarlijk zijn.
Hoe werkt een bacteriofaag?
Hoe werken bacteriofagen? Fagen kunnen zich hechten aan een bacterie of een bacterie binnendringen. Als dat gebeurt kunnen ze twee dingen doen: zich vermeerderen ten koste van de bacterie of binnendringen in het erfelijk materiaal van de bacterie. In het eerste geval gaat de bacterie kapot, in het tweede geval niet.