Inhoudsopgave
Hoe kun je de dichtheid bepalen?
De formule om de dichtheid te berekenen is p=m ÷ v.
- p is de dichtheid.
- m is de massa.
- V is het volume.
Wat betekent 10 3 kg m 3?
In het SI-stelsel wordt dichtheid uitgedrukt in kilogram per kubieke meter (kg/m3), maar de oudere eenheid (uit het cgs-systeem) gram per kubieke centimeter (g/cm3) of kilogram per kubieke decimeter wordt ook nog gebruikt. De omzetting is: 1000 kg/m3 = 1 g/cm3 = 1 kg/dm3.
Wat betekent 10 3?
103 = 10 x 10 x 10 = 1000 = duizend.
Wat betekend m 3?
M2 gaat over de vloeroppervlakte en M3 gaat over de inhoud van de ruimte. Omdat wij denken dat de inhoud het beste weergeeft hoeveel spullen er in een ruimte passen, vermelden wij alles in kubieke meters, dus M3.
Hoe kan je een volume bepalen?
Volume: twee manieren:
- Gewoon uitrekenen. V = l * b * h Volume = lengte x breedte x hoogte LET OP geen dm met cm vermenigvuldigen. V = oppervlakte x hoogte. Je hoeft niet de opp te.
- Onderdompelen. Stand van het water aflezen , voorwerp onderdompelen en dan weer de stand van het water aflezen. Het verschil is het volume.
Hoe kun je het volume van een rechthoekig blokje bepalen?
De (opgemeten) hoogte is bijvoorbeeld 2,5 cm. Het volume is dan oppervlakte maal hoogte: V = A x h = 6 x 2,5 = 15 cm . De eenheid die we bij het volume gebruiken is [cm x cm x cm] oftewel “cm tot de derde macht” dus [cm ]. Het volume van een cilinder bepaal je op dezelfde manier als het rechthoekige blokje.
Hoe groter de dichtheid hoe zwaarder?
De standaard eenh eid van dichtheid is de kilogram per kubieke meter (kg/m³). De dichtheid van water is 1 g/cm³ en ook 1 kg/m³. Een voorwerp zal zinken als zijn dichtheid groter is dan 1 g/cm³, en hij zal drijven als zijn dichtheid kleiner is dan 1 g/cm³.
Hoe bereken je volume van een blokje?
De formule die gebruikt wordt om het volume van een balk te berekenen is: volume balk = lengte x breedte x hoogte. Met deze formule kun je ook het volume van een kubus berekenen.
Hoe bereken je het volume van een cirkel?
De straal is de afstand tussen het middelpunt van de cirkel en de rand. Vervolgens hoef je dit alleen nog te vermenigvuldigen met de hoogte (h). Dus inhoud = oppervlakte x hoogte = r² x π x h.