Inhoudsopgave
Welk bedrijf heeft monopolie?
We kennen in Nederland een aantal monopolies en in de meeste gevallen zijn dit staatsmonopolies, denk bijvoorbeeld aan Prorail, een bedrijf dat door de overheid beheerd wordt en verantwoordelijk is voor het beheer van de treinsporen in Nederland.
Is monopolie homogeen of heterogeen?
De marktvorm monopolistische concurrentie heeft de volgende kenmerken: Er zijn veel aanbieders van een heterogeen product. Het is dus mogelijk voor producenten om zelf de prijs van hun product te bepalen.
Wat is een heterogene oligopolie?
Bij een heterogene oligopolie bieden aanbieders verschillende productvarianten aan. Een voorbeeld hiervan is de markt van wasmiddelen. Ze produceren allemaal wasmiddel, maar de merken verschillen wel van elkaar. Doordat er slechts een paar aanbieders zijn, is er vaak een behoorlijke concurrentie.
Wat is een wettelijk monopolie?
Marktvorm waarbij er in een bedrijfstak maar één aanbieder is.
Wat is de marktvorm monopolie?
Kenmerken van de marktvorm monopolie. Er is slechts één aanbieder. Het product is homogeen want de consument kan geen onderscheid maken omdat er maar één product is. De monopolist is een prijszetter. Als enige aanbieder kan hij zelf bepalen wat de prijs wordt én hij bepaalt ook welke hoeveelheid hij wil afzetten.
Wettelijk monopolie. Een bedrijf heeft door een octrooi of door een wettelijke bepaling een monopolie. Natuurlijk monopolie. Eén grote aanbieder produceert goedkoper dan vele kleintjes. Voorbeeld: in Nederland is het stroomnetwerk in handen van Tennet en is het spoorrailsnetwerk in handen van ProRail. Technisch monopolie.
Wat is de natuurlijke monopolie?
Een natuurlijke monopolie ontstaat als gevolg van een beperkte aanvoer van grondstoffen in bepaalde regio’s. Bijvoorbeeld: India en Pakistan hebben het monopolie over jute en Zuid-Afrika heeft het monopolie over diamanten.
Waarom is een monopolist een prijszetter?
De monopolist is een prijszetter. Als enige aanbieder kan hij zelf bepalen wat de prijs wordt én hij bepaalt ook welke hoeveelheid hij wil afzetten. Let op: deze rekenvoorbeelden en de bovenstaande grafieken hebben niets met elkaar te maken! Voordat de rekenvoorbeelden aan de orde komen eerst wat rekenwerk.