Inhoudsopgave
Wat zit er in de zaadlobben?
of cotylen; eerste bladeren boven het worteltje; bevatten voedselvoorraad (vooral zetmeel) voor kiemplant, ➝ Eénzaadlobbigen, ➝ Tweezaadlobbigen.
Wat is Eenzaadlobbig?
De eenzaadlobbigen, ook wel Monocotyledones of monocotylen genoemd, zijn een omvangrijke groep van planten. Zowel de Nederlandse als de wetenschappelijke naam verwijzen ernaar, dat (meer dan de helft van) de soorten één cotyl per zaad (lijken te) hebben.
Wat is het verschil tussen Hoofdwortels en zijwortels?
De meeste planten hebben een wortelstelsel dat bestaat uit een dikke hoofdwortel met vertakkingen. De vertakkingen noemen we de zijwortels. De hoofdwortel groeit recht naar beneden. Sommige planten hebben een krans van wortels die allemaal ongeveer even dik en lang zijn.
Wat is bedektzadigen?
plantengroep waarbij de zaadknoppen in een vruchtbeginsel zijn ingesloten, b.v. de erwten in de peulen en de zaden van de papaver in de zaaddoos; zie ook naaktzadigen.
Hoe komt een zaadje in de grond?
Een pakketje plant De buitenlaag is stevig genoeg om het zaadje goed te houden tot het gaat ontkiemen (groeien). Dat doet het pas als er voldoende warmte, lucht en water is. Eerst groeien er wortels uit het zaadje de grond in. Daarmee kan het zaadje zelf water en voedsel uit de grond halen.
Wat is een Kroonwortel?
Eenzaadlobbigen. Bij eenzaadlobbigen of monocotylen worden na de kieming aan de bovenzijde van de halmheffer bijwortels (kroonwortels) gevormd en sterft de kiemwortel al vrij snel af. Bij prei ontstaan in de loop van de groei steeds meer bijwortels, die op de wortelhals staan ingeplant.
Het zaad van de boon bestaat voor het grootste deel uit de twee zaadlobben met daarin het reservevoedsel. Bij sommige tweezaadlobbigen zijn de zaadlobben klein en zit er nog veel reservevoedsel in het endosperm. Het reservevoedsel bestaat uit eiwitten, vetten en koolhydraten, met name zetmeel.
Waar kom je celstrekking tegen?
Deze vorm van celgroei komt voor bij planten en wordt beïnvloed door het plantenhormoon auxine, dat in de wortel de celstrekking remt, maar in de stengel de celstrekking juist stimuleert.