Welke twee factoren zorgen voor het fenotype van een organisme?

Welke twee factoren zorgen voor het fenotype van een organisme?

Het fenotype is het totaal van alle waarneembare eigenschappen (kenmerken) van een organisme. Het is het resultaat van de genetische aanleg (het genotype) van een individu en de invloed daarop van zijn omgeving (de milieufactoren).

Hoe vind overerving plaats?

Geslachtsgebonden (X- of Y-chromosomale) overerving Vrouwen hebben twee X-chromosomen (XX). Een dochter krijgt van haar moeder één van de twee X-chromosomen en het X-chromosoom van de vader. Een zoon krijgt van zijn moeder één van de twee X-chromosomen en het Y-chromosoom van de vader.

Welke allelen kunnen de geslachtscellen van beide ouders bevatten?

Stambomen: als twee ouders met gelijk fenotype een nakomeling krijgen met een afwijkend fenotype, zijn beide ouders heterozygoot voor deze eigenschap (Aa). De nakomeling is dan homozygoot recessief voor deze eigenschap (aa).

Welke twee dingen bepalen samen het fenotype van een organisme?

Het fenotype van een individu is het totaal van alle waarneembare eigenschappen (kenmerken) van een organisme. Het fenotype wordt bepaald door zowel het genotype als door de invloed van het milieu (de omgevingsfactoren).

Welke factoren zijn van invloed op het fenotype?

Het fenotype wordt bepaald door twee factoren, namelijk het genotype en het milieu. Onder genotype wordt datgene verstaan wat een paard genetisch van zijn ouders heeft meegekregen, zijn erfelijke aanleg. Het milieu is de rest, alles wat niet genetisch is.

Hoe is de erfelijke informatie in het DNA opgeslagen?

In iedere cel van je lichaam zitten chromosomen. In deze chromosomen ligt je DNA of erfelijk materiaal opgeslagen, dat bepaalt hoe je eruitziet en hoe je lichaam werkt. Chromosomen zijn opgebouwd uit kleine stukjes DNA die een vaste plek op het chromosoom hebben, zo’n klein stukje DNA noemen we een gen.

Hoe werkt een Kruisingsschema?

Het kruisingsschema Aan een zijde van het schema plaats je de mogelijke gameten van de vader (hier verticaal), aan de andere kant plaats je de mogelijke gameten van de moeder (hier horizontaal bovenaan). De combinaties hiervan schrijf je in de vakjes. Dit zijn de mogelijke genotypen van de nakomelingen.